zondag, december 19

Bosco

Ik schreef al eerder dat ik de reis naar Oeganda indrukwekkend vond. Maar waarom was het zo indrukwekkend eigenlijk? Ik ben er nog niet over uitgedacht maar ik denk dat het vooral is omdat ik nu voor het eerst bewust heb meegemaakt wat het is wanneer een land, een samenleving, een groep mensen aan het herstellen is van een lange en vernietigende oorlog. In Cambodja, waar ik in januari was, was me ook al opgevallen dat de mensen zich er heel anders gedroegen dan in de buurlanden. De wantrouwende en harde blik van de Cambodianen stond in schril contrast met de open vriendelijk blik van de meeste Thai bijvoorbeeld. In Oeganda heb ik maar heel weinig mensen spontaan en echt zien lachen. Blikken zijn naar binnen gekeerd of op zijn best nieuwsgierig met een flinke dosis wantrouwen.
Het is ook niet niks dat een land, een gebied, dat zo lang in oorlog en geweld is ondergedompeld geweest, generaties heeft zien opgroeien in kampen waar ze verstoken waren van onderwijs, medische zorg en bovenal menselijke waardigheid. Het stompt mensen af en maakt ze ‘minder menselijk’.
Het ergste voorbeeld daarvan was wel de ontmoeting met Bosco in het dorpje Amoro. Wij zaten daar met de Amoro Youth Association (AYA) onder een boom op het dorpsplein te overleggen toe een klein jongentje, we dachten een jaar of twee, in heel vieze kleren bij ons kwam zitten. Janneke vroeg aan één van de mannen of het zijn zoon was, maar hij zei van niet. Toen Quinto, onze begeleider, even doorvroeg, bleek dat het kind ‘van niemand’ was.

Het verhaal was dat hij met z’n ouders, of in ieder geval zijn moeder naar het dorp was gekomen vanuit het vluchtelingen kamp. Zijn ouders waren echter pasgeleden overleden en sindsdien zwierf hij rond. Hij at van wat mensen weggooiden en probeerde te overleven en 's nachts ergens te schuilen. De groep schatte hem een jaar of vier. Quinto, Janneke en ik waren in schok. We overlegden wat te doen. Moesten we dit verhaal ‘geloven’ en als het waar was; wat was dan wijsheid. We besloten om één van de vrouwen uit de groep te vragen wat eten voor het kind te kopen (en gaven haar wat geld daarvoor) en om Bosco te melden bij SOS kinderdorp in Gulu town. Ons bezoek aan SOS leverde op dat het ‘geval’ zou worden onderzocht. Als het verhaal klopte zou Bosco eventueel in het SOS dorp kunnen worden opgenomen of eerst tijdelijk in een andere opvang. Er was ook nog sprake van een broertje ergens en ook dat zou worden uitgezocht. We hebben er nog niets over gehoor. Bosco zwerft nu ook in mijn gedachten. Machteloos en verdrietig maakt het me maar ik weet dat dit slechts één van de vele verhalen is van een kind dat slachtoffer werd van een verschrikkelijke oorlog.

Geen opmerkingen: