Geduld,
In het vliegtuig van Nairobi naar Amsterdam las ik een
interview met een Nederlandse ontwikkelingswerker (of hoe je dat ook mag
noemen) die al jaren in Burkina Fasso woont en werkt. Hij was een boerenzoon
die zich jaren geleden in Burkina had gevestigd als boer, met een Burkinese
vrouw was getrouwd en zich in de afgelopen dertig jaar had beziggehouden met de
ontwikkeling van de landbouw in de Sahel, waar Burkina Fasso onderdeel van is. Het
was het verhaal van een man die terug kijkt op een leven met successen en teleurstellingen
en met de wijsheid van vele jaren. Hij vertelde over zijn bewondering voor het
land en de mensen, de cultuur en de vindingrijkheid van mensen en over hoe moeilijk
het was om dingen voor elkaar te krijgen met de steeds weer veranderende
opvattingen over hoe je ontwikkelinglanden kunt ‘helpen’ en of je dat überhaupt
moet doen als rijk land, Nederland. Het artikel besloot met zijn raadgeving aan
jonge ontwikkelingswerkers: heb geduld, veel geduld, want ontwikkeling kost
tijd, heel veel tijd.
Ik moet veel aan dit interview denken en aan die worden over
geduld. Geduld is niet mijn sterkste eigenschap. Geduld is niet iets dat in
onze cultuur, in deze tijd wordt gezien als belangrijk of begerenswaard. Resultaten
en opbrengsten, meetbaar en tijdgebonden: daar gaat het om daar zijn we trots
op. En inderdaad, in Nederland kun je daar een eind mee komen. Maar in Oost
Afrika, waar ik de afgelopen negen jaar projecten deed met Cre8 East Africa,
heeft die manier van denken niet altijd zin. Geduld wel, en open ogen en oren.
In augustus vloog ik ook van Nairobi naar Amsterdam na drie
weken intensief te hebben gewerkt in Gulu, Noord Oeganda. Een week trainden we
daar de groepsleiders van zes plaatselijke culturele- en jongerengroepen en
daarna maakten we met een kleine 60 leden van die groepen een voorstelling, ‘Kati
Atyer’. Het waren drie heerlijke weken. We werden al snel een grote familie,
aten samen, hadden veel lol met elkaar en de heel diverse groep leek
ogenschijnlijk heel snel op te pikken wat de bedoeling was en er werd een prachtige
voorstelling gemaakt.
Op de laatste zondagochtend, vlak voordat het Keniaans/ Nederlandse
team naar Nairobi zou rijden sloeg de sfeer bij de groepsleiders echter
volkomen om. Er werd ruzie gemaakt over wie de leiding zou krijgen bij het
vervolg programma (de groepen zouden ieder een stuk maken voor een festival in Januari)
en de groepsleden beklaagden zich, via hun leiders, over het feit dat er geen ‘allowance’
of ’scholastic materials’ werden uitgereikt. Ik was verbijsterd. Blijkbaar had
ik alle signalen gemist en mezelf een voor de gek gehouden dat iedereen
begrepen had dat in dit project (anders dan bij andere projecten van andere
organisaties) geen financiële compensatie of andere materiële vergoeding voor
deelnemers zou zijn. Dat iedereen daar aanwezig was om iets te leren, samen
iets moois te maken en met elkaar uit te wisselen. Ik was verbijsterd en teleurgesteld
en de rit naar Nairobi, op zich al geen pretje dankzij het ontbreken van
asfalt, was geen plezierige.
Maar ik had toch gezien dat de deelnemers enorme lol hadden
tijdens het werken! Dat sommige kinderen
echt uit hun schulp waren gekropen en fantastiche actst hadden gemaakt!
Dat de deelnemers het project echt hadden omarmt als het ‘hunne’
en dat er vriendschappen en een hechte onderlinge band was ontstaan in minder
dan een maand? Was ik blind geweest? En waar was ik dan mee bezig. Mijn
motivatie zakte naar nul. Nou ja bijna dan. Want eenmaal in Amsterdam, met 8000 km afstand en
bemoedigende woorden van mijn collega’s kon ik wat er was gebeurd goed relativeren.
Toch stond ik niet te springen om naar Gulu terug te vliegen
in Januari. De groepen zouden allemaal een eigen stuk hebben en op 14 Januari
zouden we al die stukken, samen met de oorspronkelijke voorstelling uit Augustus op een groot open lucht festival in het centrum van Gulu laten zien. Ik had er
niet veel vertrouwen in……….. Maar het werd een heerlijke week in Gulu! Bijna
alle kinderen van het augustus programma waren van de partij en alle groepen hadden
naar hun beste kunnen een voorstelling gemaakt met gebruik van de vaardigheden
en de methode waarin we hen in augustus hadden getraind. In Gulu was ook
duidelijk nagedacht over wat er was gebeurd en vanaf het eerste weerzien was de
communicatie over wat er wederzijds aan verwachtingen waren veel opener en
duidelijker. Één groep jongeren die bij het afscheid in augustus heel negatief
was geweest over het ontbreken van een vergoeding vertelde ons dat ze nog eens
goed hadden nagedacht over de waarde van dit project voor hun persoonlijke
leven. Ze vonden het nog steeds jammer dat ze er geen geld mee verdienden, want
dat hadden ze goed kunnen gebruiken, maar daarentegen kregen ze wel veel
vaardigheden en een groot netwerk aangereikt en dat was, volgens henzelf, veel
belangrijker dan geld of waar.
Van een goede gever uit Nederland hadden we voor alle
deelnemers een mooie verrassing aan het eind van het project: een tas met
schoolmaterialen, zodat die zorg in ieder geval weggenomen was. ‘All is well
that ends well’ zeggen ze dan in Oeganda en zo is het maar net.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten