maandag, september 12

Overgang

Alweer even terug in Amsterdam. Gek genoeg is de overgang van Afrika naar Nederland altijd een stuk ingrijpender dan omgekeerd. Ik moet weer wennen aan het leven, de mensen en het klimaat hier en dat duurt lang…. Niet zo lang als de eerste paar keer dat ik terug kwam uit Kenia en me verbaasde, zelfs ergerde aan de overdreven welvaart en de vanzelfsprekendheid waarmee mensen die hier verkwisten. Ik zie me nog in de rij bij de supermarkt staan achter een mevrouw die net voor een week spullen had ingekocht als gesneden en gewassen groente, pakjes kant en klare sauzen, frisdrank, chips, koeken, snoep en andere luxe etenswaren. Ik dacht toen; die honderdenvijftig euro die ze voor die troep uitgeeft zou een gezin in Kenia maanden kunnen voorzien van basisvoedsel….wat een decadentie! Dat soort gedachten zijn onvermijdelijk als je een tijdje heel intensief hebt ‘geleefd’ met mensen die van heel weinig moeten rondkomen. Voor wie een flesje cola een absolute luxe is, die nog nooit ijs hebben gegeten of voor wie een gebraden kip het hoogtepunt van de kerstdagen is. Maar intussen, vele reizen naar Oost Afrika en andere minder bedeelde delen van de wereld verder kijk ik met meer mildheid naar de welvaart en de mensen hier en met meer relativering naar de armoede daar. Vooral heb ik leren aanvaarden dat ik er in ieder geval heel weinig aan kan doen in mijn eentje en dat je het mensen niet kunt verwijten dat ze gebruik maken van de tot hun beschikking staande ‘welvaart’ ook al doen ze er in mijn ogen verkeerde dingen mee. De mensen in Afrika en Azië die wel veel geld hebben doen er nog veel gekkere zaken mee dan wij hier en trekken zich ook vaak nog minder aan van de hun omringende ellende dan wij die het vaak alleen van beelden op televisie kennen. Het is jammer dat we als soort (de mens) nog niet in staat zijn om ons zo solidair en loyaal te gedragen dat we ook degenen die we niet tot ons persoonlijk netwerk, familie of volk rekenen helpen. Niet door ze een aalmoes te geven of noodhulp als het niet anders kan, maar door ze een kans te geven op een eerlijke manier handel met ons te drijven, gebruik te maken van de kennis en technologie die we in meer welvarende gebieden hebben of een tijdje bij ons te komen werken of studeren om daarmee de familie in eigen land te helpen. Nederlanders lijken het zat te zijn om na te moeten denken over de verantwoordelijkheid die we hebben als één van de rijkste en meest ontwikkelde volken, landen, economieën in de wereld. Terug in dit land lijkt het of iedereen alleen maar geïnteresseerd is in de besognes van alledag, de pietpeuterige discussies in de Nederlandse politiek en vooral het (slechte) weer. Maar ook dat is natuurlijk niet eerlijk van me. Ik kies er voor om me ééns per jaar een paar weken onder te dompelen in een project met een groep in Afrika, ik kies er voor me in hun te verdiepen, lees er over, praat met ze, kijk naar programma’s over Afrika enzovoort. Geen wonder dat het me intens bezighoudt en ik er graag over wil praten in Nederland. Maar heel veel mensen die niet mijn ervaringen delen kunnen of willen dat niet en dat kan ik ze niet kwalijk nemen. Zo gaat dat….maar het voelt een beetje als roepende in de woestijn.

vrijdag, september 2

Poor, poorer, poorest

De armoede in Noord Oeganda is schrijnend.
Je ziet het aan hoe mensen gekleed gaan, wat er in de winkels te koop is en hoe ze wonen. Toch valt er nog onderscheid te maken tussen arm en nog armer. Zo hebben veel mensen, die misschien nauwelijks geld hebben voor een fatsoenlijk huis, of elektriciteit wel een mobiele telefoon. Met je familie en vrienden communiceren is ontzettend belangrijk hier. Sommigen hebben een fiets en er zijn zelfs mensen met een brommer. Maar in de ‘slopenwijken, voormalige vluchtelingenkampen en op het platteland hebben heel veel mensen helemaal niets. Velen leven van een minimaal inkomen en wat ruilhandel. Door gebrek aan geld hebben ze geen toegang tot onderwijs of gezondheidszorg en is het onmogelijk om aan ‘luxe’ zaken te komen als een mobiele telefoon of een fiets. Doordat ze niet met de buitenwereld kunnen communiceren en zich niet kunnen verplaatsen blijven ze in deze situatie. Informatie, over bijvoorbeeld HIV-AIDS, of de marktprijzen voor hun agrarische producten, is voor hen moeilijk te krijgen en iedereen die kwaad wil kan hen van alles wijs maken. Daarmee zijn ze dus niet alleen straatarm maar ook nog eens extra kwetsbaar. Geen wonder dat velen zich krampachtig vastklampen aan religie. En dat zijn niet alleen de gebruikelijke als de katholieke kerk en de anglicaanse maar ook hele radicale en, in mijn ogen, manipulatieve (vaak Amerikaans gefinancierde) kerken, die mensen tegen elkaar opzetten, angst inboezemen en afhankelijk maken. Ze schrikken mensen af van voorbehoedmiddelen, westerse medicatie en komen met allerlei verkeerde informatie over bijvoorbeeld HIV. Nog een factor die de bevolking van het platteland arm en afhankelijk houdt. En nu is er ook nog eens sprake van enorme inflatie en exorbitant stijgende voedselprijzen. En de eersten die daar onder lijden zijn degenen voor wie voedsel de grootste post op de huishoudbegroting is: de allerarmsten van wie sommigen van slechts UGS 1000 = € 0,25 de dagelijkse boodschappen moeten doen.

donderdag, september 1

Bosco, deel twee

Na het bezoek aan Gulu in november 2010 schreef ik al over Bosco, het jongetje dat, een beetje verloren, bij onze bijeenkomst met de jongerengroep in Amuru aanschoof. Hij bleek ‘van niemand’ te zijn. Janneke, Quinto en ik zijn na het bezoek aan Amuru op bezoek geweest bij een vertegenwoordiger van SOS kinderdorp in de stad om te kijken of er iets voor Bosco kon worden gedaan. We maakten ons namelijk zorgen over hem. Hij zag er hongerig en zeer onverzorgd uit en was echt te jong om te kunnen overleven zonder volwassenen die hem verzorgen of onderdak bieden. De medewerker van SOS zegde toe om het ‘geval’ Bosco te laten onderzoeken door hun team maar keek daarbij een beetje van ‘ weet u wel hoeveel van deze kinderen er in Noord Oeganda rondlopen en waarom zouden we nu deze uitgerekend helpen?’. Tsja waarom eigenlijk? Want het is waar; er lopen honderden, duizenden en misschien wel meer van deze kinderen rond in Noord Oeganda. Geboren uit verkrachtingen en na de geboorte ‘verstoten’. Achtergebleven nadat de ouders en andere familie leden stierven of verdwenen. Of gewoon van huis gelopen omdat er thuis geen eten en geen liefde voor ze was. Bosco was aangekomen in Amuru met zijn moeder. Die was kort na aankomst overleden en daarna had hij overleeft van kleine dingen die anderen voor hem overlieten of die hij vond tussen het afval. Waarom zouden we ons nu juist om hem bekommeren, waar er zoveel andere kinderen zijn die ook hulp nodig hebben. Ik heb er geen ander antwoord op dan ‘toeval’ Het toeval wil dat wij dit jongetje in de ogen keken en ons zijn lot aantrokken. Andere redenen zijn er niet. Maar zo’n jongetje als Bosco, die je met grote, holle ogen aankijkt in de hoop op een flesje fris of iets te eten….dat komt heel hard aan kan ik je zeggen. Niet SOS maar Quinto, onze man in Gulu heeft er voor gezorgd dat Bosco werd opgevangen. Hij heeft een mevrouw, Grace, gevonden die Bosco bij zich heeft genomen. Niet dat ze dat gemakkelijk kon doen. Grace is weduwe, zelf heeft ze drie kinderen van wie de oudste 14. Ze leeft op het land van haar oom omdat de familie van haar overleden man haar heeft verjaagd toen bleek dat ze zelf HIV positief is. Zij heeft geen of bijna geen middelen van bestaan maar met het beetje geld dat ze verdient met de verkoop van chapati’s (soort brood pannenkoek) probeert ze het hoofd boven water te houden. En uitgerekend Grace neemt dan een vierde kind in huis……. Ik heb de familie bezocht. Bosco stijf tegen Grace aangeklemd, bang dat die witte meneer hem mee zou nemen. Grace vertelde me haar verhaal. Eerst onbewogen met afdwalende starende ogen maar toen ze vertelde over haar HIV besmetting brak ze en kon ze haar emoties niet meer bedwingen. Gelukkig is HIV-AIDS geen doodstraf meer in Oeganda. Er zijn goede medicijnen en die zijn meestal gratis. Je moet ze alleen ophalen in het ziekenhuis in de stad en je moet regelmatig worden getest. Dat kost haar twee dagen reizen en haar grootste zorg is dat ze de kinderen dan alleen moet laten in de lemen hut waar ze met z’n allen ‘wonen’. Ik was zeer onder de indruk van haar verhaal en dankbaar dat ik in ieder geval iets voor haar kon doen. Quinto en ik namen afscheid van haar en de kinderen en we lieten eten, dekens, zeep en kleding voor haar achter en beloofden dat we in Januari weer op bezoek komen. Ondertussen denken we, met haar, na over hoe het verder moet.

Try out in het voormalig vluchtelingenkamp Unyama

De eerste voorstelling zit er op. Eigenlijk de ‘try out’. In Unyama, een gehucht dat is overgebleven van één van de vluchtelingenkampen hebben we vanmiddag een voorstelling op een open veld gegeven. Gisteravond was er nog een stevige vergadering met het hele team omdat er nog heel veel zaken niet geregeld bleken. Kostuums waren niet af omdat de kleermaker midden in een verhuizing zat en het werk twee dagen had stilgelegen Er was nog steeds geen oplossing voor het ophangen van de prachtige doeken voor het decor en ook moesten er nog gymschoenen worden gekocht voor kinderen van wie we een verkeerde maat hadden opgekregen. De hele ochtend waren verschillende teamleden heel druk met het regelen van al die zaken plus vervoer van de jongeren nar Unyama. Om twee uur vanmiddag waren we er, met bijna alle kostuums compleet en zowaar een decor, hoewel enigszins geïmproviseerd. De mensen uit het dorp stroomden toe, heel veel kleine kinderen en jonge vrouwen met kinderen en net toen het dorpshoofd z’n toespraak inzetten begon het te regenen. Een hele zware tropische bui die bijna en uur duurde. Het veld waar we zouden optreden veranderde in een zwembad, de straten er omheen in rivieren en samen met het publiek schulden we in de twee tenten die we hadden opgezet en onder het decor.




Van lieverlee begonnen onze kids liederen te zingen om zichzelf en het publiek te vermaken. Toen het eindelijk na een uur stopte met regenen en de zon voorzichtig tussen de wolken piepte was het speelveld veranderd in een grote rode modderpoel. We vroegen de jongeren wat ze wilden, maar er was wat hun betreft maar één optie: optreden!. En dat deden ze. Vol overgave. Na vijf minuten vergaten ze de modder en stortten ze zich vol overgave op de acrobatiek en dansscènes. Na een zinderend optreden met veel bijval van toestromende publiek, zagen ze er heel gelukkig uit in hun rode modderkostuums.